Voor niets gaat de zon op

Het is nog niet eens zo lang geleden dat je bij de koffieautomaat collega’s hoorde vertellen over hun elektriciteitsrekening. Nul euro, werd dan vol trots gezegd. Minder dan nul kon zelfs ook, afhankelijk van de wijze waarop de rekensom werd gepresenteerd. Vanaf het moment dat zonnestroominstallaties in de residentiële markt een vlucht namen, kon je eenvoudig voorspellen dat gratis stroom eindig zou zijn. 

Bij mijn weten was minister Kamp de eerste die aan de bel trok. Het salderen door consumenten zou de staatskas miljoenen gaan kosten. Dat was in 2015 en direct liepen partijen te hoop dat het stimuleren van groene stroomproductie belangrijker was dan die derving op energiebelasting. Sindsdien mag de stroomverbruiker de zelf opgewekte stroom wegstrepen tegen de ingekochte stroom, op jaarbasis nog wel. Gaan we daarmee door, dan lopen de kosten op tot 3 miljard, rekende Jetten onlangs voor. 

Sinds Kamp is het hommeles met het salderen en is jaren over afschaffing gediscussieerd. Tegenstanders van het gratis verrekenen van zonnestroom waren vooral vakmensen uit de energiesector. Het zou de markt onnodig verstoren, mensen met spaargeld bevoordelen en het zou niet nodig zijn omdat ook zonder salderen de eigen opwek altijd goedkoper is. Met veel moeite werd besloten tot een overgangsregeling, met gefaseerde afschaffing (tot 2030).  

Dat je over het salderen een soap kunt schrijven werd ruim een jaar terug duidelijk, toen de overgangsregeling waarmee iedereen tevreden leek, door BBB werd getorpedeerd. Salderen moest weer blijven, vooral om consumenten met een kleine beurs te paaien. Deze ondoordachte beslissing echter heeft niet lang stand gehouden en werd bij het verschijnen van het akkoord op hoofdlijnen alweer ingehaald. Nu moet het salderen stoppen, in z’n geheel en ineens, in 2027. Een hoofdpijnenakkoord. 

Het grappige is wel dat de sector de onbetrouwbare overheid buitenspel heeft gezet door zelf maar geld te gaan rekenen voor terugleveren. Door toegenomen productie van elektriciteit uit wind en zon zijn de onbalanskosten fors toegenomen. Het verrekenen van deze kosten via alle klanten veranderde gaandeweg in het significant benadelen van afnemers zonder zonnepanelen, ten gunste van degene mèt. Met de bijdrage voor teruglevering liggen de kosten nu weer waar ze horen.  

Maar nu is de markt ingestort, met “grote zorgen voor de sector” en “dreigende faillissementen”. Eerst de overheid en daarna de energieleveranciers; de calculerende consument is kopschuw geworden voor de investering in zonnestroom. Dit opportunisme laat zien dat zonnepanelen vooral werden aangeschaft voor het financiële rendement op de korte termijn, met terugverdientijden ruim onder de 7 jaar, terwijl panelen ruim 25 jaar meegaan. 

Een huishouden met enig spaargeld kan voor het eigen gebruik voordeel genieten van zonnestroom en tegelijk bijdragen aan het terugdringen van de noodzaak voor fossiele elektriciteitsproductie. Ook zonder salderen zijn zonnepanelen gewoon voordeliger. Hoe meer stroom je zelf verbruikt, des te meer je bijdraagt aan een betaalbaar energiesysteem voor ons allemaal. Voor niets gaat de zon op.