Van compenseren komt reduceren
De CO2-voetafdruk kan verminderd worden door uitgestoten emissies administratief te koppelen aan projecten waarmee additioneel CO2 gereduceerd wordt. Dit heet CO2 compensatie. Een programma voor CO2-compensatie levert bedrijven en instellingen een concreet stappenplan voor vergaande emissiereductie, in het eigen bedrijf, maar ook binnen de keten. Arjen Struijk van de Climate Neutral Group legt het uit.
Bij allerlei industriële processen, maar ook bij elektriciteitsproductie en bijvoorbeeld mobiliteit, hebben we te maken met een CO2-uitstoot die maar moeizaam in te perken is. De luchtvaart is bij uitstek een sector die ook in een voorzienbare toekomst gepaard gaat met een enorme uitstoot. Vandaar dat gezocht wordt naar de mogelijkheden van het afvangen en opslaan van CO2 in de industrie (carbon capture and storage, CCS), of hergebruik (carbon capture and usage, CCU) of zelfs directe omzetting van CO2 (direct air capture, DAC). Maar er is nog een mogelijkheid: compensatie van uitstoot door deze te koppelen aan projecten waarmee uitstoot gereduceerd wordt.
Bosbescherming en aanplant
Bij compensatie gaat het over projecten die direct bijdragen aan de transitie, zegt Arjen Struijk. “Neem biogasinstallaties; van oudsher zou de boer de mest op het land laten liggen, met de uitstoot van methaan als gevolg.” Methaan is een sterker broeikasgas dan CO2. “Breng je nu de mest in een vergister waarbij methaan wordt omgezet, dan verminder je de uitstoot met een factor 28.” Deze reductie van broeikasgassen kun je verwaarden, zoals Struijk zegt. “Aan elke ton CO2 die niet uitgestoot wordt kun je een waarde toekennen, een ‘carbon credit’. Die kun je verkopen en met de opbrengst kun je het project mogelijk maken.” Bedrijven kunnen tegenover hun eigen uitstoot met deze credits de CO2-voetafdruk ’neutraliseren’. Compensatie doe je dus buiten de eigen organisatie.
Climate Neutral Group, net zoals bijvoorbeeld het Fair Climate Fund en Trees for all, helpt bedrijven bij het opzetten van compensatieprogramma’s. Daarvoor worden credits ingekocht van projecten wereldwijd. “Bossen zijn een bekend voorbeeld. Het idee is dat bos CO2 vastlegt en dat extra aanplant de hoeveelheid CO2 die vastgelegd wordt vergroot. Dergelijke bosprojecten hebben tot doel het voorkomen van kap of het aanleggen van nieuw bos.” Maar zo zijn veel meer soorten projecten mogelijk. “Met kooktoestellen kun je de uitstoot van open houtvuur verminderen. Biovergisting is een voorbeeld, maar ook putten slaan voor schoon drinkwater, waardoor je het water niet meer hoeft te koken.” Een bekend programma is REDD+ geïnitieerd door de Verenigde Naties. Voluit ‘reducing emissions from deforestation and forest degradation in developing countries’. Met dit programma is een methodiek beschikbaar gekomen om op gecontroleerde wijze het verhandelen van carbon credits mogelijk te maken.
Dubbeltelling
Voor de compensatie van uitstoot op de ene plaats op de wereld met reductie van CO2-uitstoot, zoals bv. biovergisters, of de opname van CO2 elders op de wereld (bosprojecten), zijn goede afspraken nodig. Dat veel van de projecten te vinden zijn in ontwikkelingslanden, komt voort uit het Kyoto-protocol uit 1997. In dat verdrag hebben de economisch sterke landen zich gecommitteerd de nationale uitstoot te reduceren, waarbij reductie ook gerealiseerd mocht worden in het buitenland. Landen die niet meededen aan Kyoto, vooral ontwikkelingslanden en bijvoorbeeld het hele Afrikaanse continent, konden daardoor carbon credits produceren.
Het Parijs-akkoord, dat door vrijwel alle landen van de wereld is ondertekend, en van 1 januari 2020 van kracht wordt zal ertoe leiden dat die afspraken herzien moeten worden. Voor al die landen gelden vanaf dan nationale reductiedoelen, de Nationally Determined Contributions, NDC’s. Emissiereductie door bijvoorbeeld extra bosaanplant valt dan gewoon onder de nationale doelen, zoals in Nederland. Maar bestaande projecten zullen voorlopig buiten de nationale doelen blijven. Compensatie en de daarmee gepaard gaande handel in carbon credits wint aan belang. Daarom zal reductie via projecten in een ander land, offsetting genoemd, nog gaan groeien. De eerder genoemde luchtvaart kan voorlopig niet zonder.
Controle op projecten en een consistente administratie van carbon credits zijn nodig om compensatieprogramma’s van waarde te laten zijn en toekomstige dubbeltelling en vermenging met nationale doelen te voorkomen.
Gold Standard
Voor compensatieprojecten zijn standaarden geformuleerd. Struijk: “Voor ieder type project is een methodologie opgesteld. Bij kooktoestellen wordt gekeken naar de verminderde consumptie van hout; in zo’n toestel is veel minder hout nodig dan bij een open vuur. Dat is de besparing en daar hangt een CO2-reductie mee samen.” Hoe dat berekend wordt ligt vast in de methodologie en of een project daaraan voldoet is controleerbaar. Zo kan een projectvoorstel worden geverifieerd. “Dat wordt gedaan door bijvoorbeeld Gold Standard, REDD+ of de Voluntary Carbon Standard en zo zijn er nog een aantal meer.”
Na goedkeuring kan een project van start en zodra na een eerste jaar de resultaten conform de standaard geverifieerd kunnen worden, volgt certificatie. “Die controle is nodig om te zien of de resultaten echt zijn, men gaat daarvoor letterlijk het bos in.” Pas dan zijn de opgenomen of vermeden emissies als carbon credits verhandelbaar. De opbrengst van verkochte credits komt direct toe aan het project.
De diverse standaarden verschillen onderling. De Gold Standard stelt ook eisen aan sociale aspecten van een project. “Dan wordt ook gekeken naar gevolgen voor de omgeving. Deze kunnen negatief zijn, maar ook positief. Zo dragen kooktoestellen en biovergisting bij aan gezondheid, door de vermindering van uitstoot van fijnstof.”
Nederlandse compensatieprojecten
Bij projecten voor carbon credits in ontwikkelingslanden en opkomende economieën variëren de prijzen voor credits van 5 tot 15 euro per ton CO2. Met deze relatief lage prijzen kunnen projecten een grote impact hebben, zeker gecombineerd met sociale of maatschappelijke effecten. Willen bedrijven hun product of dienst klimaatneutraal aanbieden dan is compensatie van de uitstoot die niet vermeden kan worden, een prima optie.
Maar tegelijk is de aanplant van een hectare bos in Peru ver van ons bed. Dichter bij huis compenseren kan ook, maar is aanmerkelijk duurder en heeft per euro dus minder impact. Met de Green Deal Nationale Koolstofmarkt wordt onderzocht of compensatie op Nederlandse bodem ook mogelijk is. “Het project Valuta voor Veen is een eerste compensatieproject, waarbij agrariërs in veenweidegebieden met verhoogd grondwaterpeil de uitstoot uit de bodem verminderen”, vertelt Struijk. Voor de derving van inkomsten ontvangen boeren een vergoeding, waarin voorzien kan worden door de verkoop van carbon credits.
Insetting = reductie in de keten
Het realiseren van CO2-reductie binnen een keten, dus in samenwerking met leveranciers, wordt insetting genoemd. Struijk: “Neem een melkproducent zoals Friesland Campina die mestvergisting mogelijk maakt bij melkveehouders. Dat is compensatie binnen de keten. Zo is het koffie- en theemerk Gewoon, het huismerk van Superunie, Coop en Plus, een klimaatneutraal product. Dat is te realiseren als je bijvoorbeeld kijkt naar het energieverbruik voor het drogen van het product bij de kweker. Of wat deze met het afval doet, wat je ook weer kunt vergisten.”
Eerst reduceren, dan compenseren
De vraag naar klimaatneutrale producten en diensten groeit en steeds meer bedrijven willen verantwoordelijkheid nemen voor de impact die hun activiteiten hebben op het klimaat. “Klimaatneutraal worden is geen doel op zich”, zegt Struijk. “Het gaat erom wat het bedrijf kan doen tegen klimaatverandering en hoe de impact van producten verminderd kan worden.” De vraag is waar het bedrijf op de lange termijn beter van wordt. “Als klanten van een online warenhuis zich afvragen waarom er zoveel busjes door de straat komen of waarom er zoveel lucht in de verpakking zit, kan dat een reden zijn je dienstverlening te verbeteren. Kleinere verpakkingen en efficiënt bezorgen gaat bij zo’n bedrijfsmodel helpen en het bedrijf wordt dan dus ook echt beter.”
Om zo’n proces op gang te brengen wordt door Climate Neutral Group de totale voetafdruk in kaart gebracht. Dat gaat om de inkoop van energie (scope 1), de uitstoot van eigen processen (scope 2) en producten of diensten die men betrekt (scope 3). Vervolgens kan een meerjarenplan gemaakt worden voor reductie, door energie efficiëntie, door alternatieve inkoop en door duurzame energieproductie op eigen locatie. Ook de inkoop kan tegen het licht gehouden worden en bijvoorbeeld de voetafdruk van zakenreizen per vliegtuig. Wat na reductie overblijft kan gecompenseerd worden.
CO2-managementsysteem
Voor het in kaart brengen en vervolgens bijhouden van de CO2-voetafdruk gebruikt Climate Neutral Group een CO2-managementsysteem. “Wij bepalen elk jaar opnieuw de voetafdruk”, zegt Struijk. “Daarvoor gebruiken we een boekhoudsysteem vergelijkbaar met de financiële administratie. En net als de accountant komen wij elk jaar langs om de boekhouding te controleren.” Als het bedrijf ook voor compensatie gekozen heeft, volgt de afrekening van benodigde carbon credits. Geld dat besteed wordt aan credits, kan ook aangewend worden voor reductie binnen de eigen bedrijfsprocessen. Zo daalt de totale uitstoot en daalt het benodigde budget voor de credits. Is binnen scope 1 en 2 voor een bepaalde periode niet veel winst meer te behalen, nodigt het resterende budget voor offsetting uit om ook naar de inkoop en de productieketen te kijken. In een bedrijfskolom of een productieketen is door samenwerking extra reductie mogelijk. Struijk: “Bedrijven die zich willen committeren aan de Parijs-doelen en 50% reductie willen realiseren in 2030 zetten dat in de CO2-boekhouding en vertalen dat naar projecten. Dan ben je ‘on track’, zoals wij zeggen, dan ben je ‘Paris proof’.