NOM is nu, maar ‘passief’ heeft de toekomst

Het aantal geslaagde renovatieprojecten met het certificaat PassiefBouwenKeur is in Nederland op een paar handen te tellen. Anders dan in landen als Duitsland of Zwitserland is ‘passief’ nog lang niet de norm. Voor woningcorporaties lijkt de energieprestatievergoeding leidend en daarmee het NOM-keur. Daarom maken we een rondje langs passief gerenoveerde projecten.

Op de website van Passief Bouwen zijn renovatieprojecten te vinden die al wat langer meegaan. Eén daarvan is de renovatie van 16 jaren ‘60 appartementen in Nieuwkuijk, van stichting Woonveste. Het project werd gerealiseerd in 2011 en ontving de Passief Bouwen Award van 2013. Jürgen Dekkers, teamleider onderhoud, bevestigd desgevraagd dat het energieverbruik en het woningcomfort nog steeds de gestelde normen haalt. “Ook in de koude periode van februari en maart ging het goed. De woningen hebben beneden een radiator, maar die staat normaal nooit aan.”

Praktijkervaring

Het energieverbruik van de woningen wordt gevolgd en ook de tussentijdse eindafrekening bij mutaties bevestigd het lage verbruik. Bovendien zijn bewoners tevreden. Tijdens de renovatie is veel geïnvesteerd in isolatie en kierdichtheid. “De begroting was sluitend te krijgen met een deel subsidie, maar ook omdat de leverancier verantwoordelijk blijft voor de prestaties en daar ook garanties op geeft”, zegt Dekkers. Dit geldt voor meer projecten: uitbesteding van het onderhoud op basis van (energie-)prestaties voorkomt tegenvallers tijdens de exploitatie.

Ook TBV Wonen spreekt van positieve ervaringen, althans met het energieverbruik. In 2011 werden een achttal eengezinswoningen gerenoveerd met het doel het gasverbruik fors terug te dringen. Gekozen werd voor een hybride passiefhuis installatie met een klein gasgestookt keteltje, een zonnecollector voor warm tapwater en wtw-ventilatie. In dit geval een gecombineerd afgifte systeem, met convectie radiatoren en ventilatie toevoer met voorverwarming.

Na monitoring van het energieverbruik bleken afwijkingen te bestaan, vooral te wijten aan verkeerd gebruik van de installatie. De ‘comfortknop’, bedoeld om indien nodig de ventilatielucht extra op te warmen, bleek bij deze woningen continu aan te staan. Afgezien van dit soort problemen zijn bij de meerderheid van de renovatieprojecten de resultaten goed en de energieprestatie zoals beoogd.

Wooncomfort

Maar energieverbruik is niet het enige doel. Juist met het passiefhuis concept wordt gestreefd naar een hoge mate van comfort, met dankzij isolatie en kierdichtheid een tochtvrij en gelijkmatig verwarmd binnenklimaat. Bij de woningen van TBV in de wijk Groenewoud aan de Dolemietenlaan ontstonden problemen en bleek het lastig het comfort in de woning op het gewenste niveau te krijgen. Projectleider Peter den Biggelaar van TBV ziet dat als een algemeen probleem. “De bewoners zijn niet echt tevreden, beneden is het soms te koud en boven te warm. Dat is deels terug te leiden op de vloer van de begane grond omdat deze op zand is gefundeerd, zonder kruipruimte. We dachten dit op te lossen door ook de fundering in te pakken, maar toch ontstaan klachten door de koude vloer.” Nu, zeven jaar na oplevering, worden convectoren vervangen door radiatoren, voor meer stralingswarmte. Maar daarmee is de warme bovenverdieping nog niet opgelost.

Volgens Den Biggelaar is dit een probleem dat breder voor kan komen, ook bij NOM-renovaties en nieuwbouw. “De vraag is of je bij een steeds beter geïsoleerde schil de temperatuur per ruimte nog wel genoeg kunt differentiëren. We bekijken of dit te ondervangen is met een systeem waarbij we niet alleen verwarmen, maar conditioneren per ruimte, bijvoorbeeld aan de hand van CO2-meting. Maar je moet goed nadenken wat dit voor consequenties heeft voor de exploitatie op de lange termijn.”

Energieprestatievergoeding

Passief renoveren is een term die op zoekmachines relatief weinig hits scoort. Kijk je op twitter dan zie je dat de term niet snel trending zal worden. Al na een paar pagina’s scrollen kom je op een bericht uit 2013: “…wat is passief renoveren?” Jürgen Dekkers van Woonveste maakt dit duidelijk. “Passief was voor ons eigenlijk een voorloper. Tegenwoordig kiezen we voor de NOM Keur in combinatie met de energieprestatievergoeding (EPV, red.). Samen met garanties voor de prestatie levert dit voor 40 jaar een sluitende businesscase.”

Bij Nul-op-de-meter renovaties is de energieprestatie uitgedrukt in kWh/m2 voor de ‘netto warmtevraag’ gekoppeld aan de hoogte van de vergoeding die de verhuurder van de huurder mag vragen. Dit bedrag ligt rond 1 euro per m2 gebruiksoppervlakte per maand, maar is ook gekoppeld aan minimumeisen voor de opwekking van duurzame energie ‘op of aan’ de woning voor verwarming, warm tapwater en koken en overig consumptief gebruik door de huurder (verlichting, wit- en bruingoed). De EPV is op zich een slim systeem waardoor de verhuurder direct voordeel heeft bij investeringen in energiebesparing. Voorheen kwam dat voordeel eenzijdig bij de huurder terecht.

Maar het passiefhuis of het concept voor passief renoveren past niet zo goed in dit strikte, financieel gedreven systeem van de energieprestatievergoeding. Passief renoveren richt zich op het maximaal terugdringen van de warmtevraag door het verbeteren van de schil. Zodanig, dat daar voor de rest van de levensduur niets aan hoeft te gebeuren. Maar dat kost geld. “Het is een kwestie of de laatste kWh per m2 nog loont om een passief keur voor elkaar te krijgen.” Dit zegt Folkert Linnemans, innovator bij Dijkstra Draisma. Dit bouwbedrijf is ervaren met passief bouwen en met NOM. “Passief renoveren tot 25 kWh/m2 zou je graag willen, maar dat is in praktijk niet altijd realiseerbaar. Het moet uit financieel oogpunt realistisch zijn om naar niveau passief te gaan. Gebouwen die bouwkundig complex zijn vormen een uitdaging. Als je verder kan in isolatieniveau moet je dat altijd doen, maar wel binnen de bandbreedte van wat financieel haalbaar is.” Passief legt het dan af.

Innovatie

“De reden is heel simpel”, zegt ook Den Biggelaar van TBV. “ Als je het kunt betalen moet je het doen. Maar NOM renoveren is al erg duur en de beloofde prijsdalingen door technische ontwikkelingen en marktvergroting blijft vooralsnog uit. Nu de crisis voorbij lijkt te zijn hebben niet alle bouwers meer tijd voor ons.” Den Biggelaar benadrukt dat de beheerfase belangrijk is en niet alleen de (kosten voor) realisatie. “We hebben die woningen 40 tot 45 jaar in beheer en de optelsom wordt dan te duur.” Op deze wijze wordt de trias energetica losgelaten en wordt gezocht naar een financieel optimale combinatie tussen de schil en de installaties.

Feit is dat het NOM Keur als het gaat om de warmtevraag de eisen van het PassiefBouwenKeur op papier dicht nadert. Passief renoveren verlangt <25 kWh/m2 (nieuwbouw <15 kWh/m2) en bij NOM gaat het om 30 kWh/m2. Het gat dat overblijft kan dan afgedekt worden met een extra zonnepaneel op het dak of met warmteterugwinning. Deze benadering ondergraaft het passief bouwen concept.

Bouwer Dura Vermeer is bij monde van directeur André Köster daar mild over en tegelijk pragmatisch. “De EPV in combinatie met een periode van 40 jaar waarin wij de prestatie van de woning garanderen is een veilige route. Passief zou mooier zijn, maar in die veertig jaar heb je vervangingsmomenten waardoor je meer efficiënte systemen kunt inzetten.” Zowel voor de warmtevraag als voor de kant van opwekking verwacht Köster innovaties die een nog betere energieprestatie garanderen. “Met de EPV heb je een gegarandeerde kasstroom en kun je de investering netto contant maken. Als wij met vervanging de energie efficiëntie kunnen verhogen, verbeteren we onze businesscase.”

“Jaren geleden was een investering van 70.000 euro in een oude woning onbespreekbaar”, vervolgt Köster. “Deze beweging heeft ervoor gezorgd dat nul-op-de-meter gemeengoed is geworden. Er zijn dus veel stappen gezet. Over vijf jaar zijn we weer stappen verder.” Dit klinkt geruststellend, maar draagt niet direct bij aan het hogere ambitieniveau van het PassiefBouwenKeur.

Totaalplaatje

Den Biggelaar van TBV pleit voor een bredere aanpak waarbij niet alle lasten bij vastgoedeigenaren komt te liggen. “Wat we doen is niet zozeer om energie te besparen, maar om de CO2 uitstoot naar beneden te krijgen. Wat niet nodig is hoeft ook niet opgewekt te worden, dat is duidelijk. Maar leg niet de prijs bij de alleen de eigenaren, kijk naar het totaalplaatje.”

Hij doelt op de herkomst van de energie die nodig is om de warmtevraag en consumptief verbruik af te dekken. “In Tilburg hebben we warmtenetten en als je die kunt verduurzamen kun je die combineren met een iets minder ingrijpende renovatie en toch je doelen halen.” Bovendien dreigt bij aardgasloos wonen de lock-in van ‘all electric’; de toenemende elektriciteitsvraag die nog lang niet met fossielvrije opwekking ingevuld kan worden.

De markt dwingt

Johannes Klimstra van KAW architecten refereert aan Scandinavië, waar woningen voor verwarming afhankelijk zijn van elektra en daardoor een prijsprikkel bestaat voor een zo laag mogelijke warmtevraag. In koude landen is op hoog niveau isoleren daarom gemeengoed. “In Nederland hebben we jarenlang geprofiteerd van een lage gasprijs. Doordat de eigenaar niet voor de energierekening opdraaide gebeurde weinig. De energieprestatievergoeding heeft dat veranderd. Nu is de eigenaar mede verantwoordelijk voor de energiekosten en dat is gunstig.”

Eigenaren en bouwers hebben het moeilijk genoeg om NOM rendabel te krijgen, vandaar de lobby voor de EPV. “Maar die is gebaseerd op NOM Keur en niet op passief”, zegt Klimstra. “Toch ben ik voorstander van passief, want als je de schil goed aanpakt hoef je de komende 40 tot 50 jaar daar niets meer aan te doen. Dat is voor de lange termijn de beste optie, maar om goedkoper uit te komen kies je NOM.” Voor de businesscase is passief dermate duur, dat men uitkomt op nul-op-de-meter met een ‘overkill aan installaties’ volgens Klimstra.

Total Cost of Ownership

“De combinatie tussen goed isoleren en goed ventileren levert altijd tevreden bewoners en gebruikers op.” Met de passiefhuis-aanpak levert dat de minst ingewikkelde installaties, hetgeen zich vertaalt in de TCO, de total cost of ownership. Daarin ziet Klimstra de kans voor de bouwers. “De exploitatiekosten over 30 of 40 jaar zijn bepalend. Als het om onderhoud of vervanging gaat kan dat reden zijn voor de bouwer die de prestatie garandeert om voor passief te gaan.”

De normen die gelden kunnen daarbij helpen. “Iedere keer als de EPC (energieprestatiecoëfficiënt, red.) werd aangescherpt, schreeuwde men moord en brand, alsof dat nooit zou lukken. Toch is het nu drukker dan lange tijd en door slimmer te worden met elkaar realiseren we het ook. Als de eisen aangescherpt worden gaan we dat ook weer redden.” Als bouwers naar een TCO kijken over een periode van 50 jaar, kiezen ze vanzelf misschien wel voor het PassiefBouwenKeur.

Klimstra: “In Nederland is het passief keur minder rigide dan in Duitsland. Het gaat erom dat je de prestaties haalt en niet dat je alleen gecertificeerde componenten toepast. Dat maakt het makkelijker. Als vervolgens de eisen voor NOM en de EPV nog iets aangescherpt worden, zie ik passief vanzelf de norm worden.”